Bij het bespreken van het videovaren (zowel 2015 als 2017) kwam een scala aan ‘verbeterpunten’ voorbij (te veel om hier even op te schrijven). Nadenkend daarover kwamen we toen tot de slotsom dat het goed zou zijn als de roeisters van Vada (v/m) regelmatig een aantal ‘standaard oefeningen’ zou doen elke keer dat men roeit. Als je technisch beter wilt leren roeien moet je er structureel aan werken: het gaat niet vanzelf.
De grootste gemene deler bestaat volgens ons uit de volgende punten:
- blad op het verste punt in het water plaatsen, vanuit je schouders. Probeer te voorkomen dat je je blad met je rug het water in ‘kantelt’. Als je dat doet gaat je blad te diep en je handen automatisch te hoog. En als je ‘te laat’ bent met plaatsen mis je vaak veel lengte van de haal.
- lange beentrap (de basis van de hele haal) en lang ‘hangen’, oftewel ‘laat met je armen’. Als de haal lang genoeg is en gemaakt wordt met druk van de benen kun je de boot goed versnellen.
Iedereen kan deze punten ook op allerlei manieren anders noemen en dan lijkt het misschien iets anders, maar dat is altijd zo: hoe nauwkeuriger je formuleert, hoe beter je kunt aangeven wat je bedoelt.
‘Basis-oefeningen’
Er zijn drie ‘basis-oefeningen’ te gebruiken als je aan deze ‘standaard punten’ wilt werken. Let wel: geen technische oefeningen gaan doen “om het doen van oefeningen”, maar de volgende oefeningen zijn nuttig (en worden ook door topploegen gedaan in hun traject naar kampioenschappen…) en kunnen elke keer dat je roeit gedaan worden:
- beenoefening
- plaatsingsoefening
- haal vanuit stilstand
Je kunt de eerste twee oefeningen het makkelijkst ‘tubbend’ doen, dus twee om twee of vier om vier. En het is belangrijk dat je de oefeningen goed uitvoert. Als je twijfels hebt, vraag het je coach of anders de Instructie Commissie.
Beenoefening:
- Tubbend doen (d.w.z. bv. twee aan twee in een vier, of vier om vier in een acht): de ene helft houdt de boot recht en de andere helft doet de oefening. Kijk uit met kou, dan niet te lang!! Maar je kunt het ook heel goed oefenen op de ergo, bijvoorbeeld vóórdat je het water op gaat.
- De oefening begint vanuit de ‘derde stop’, ook wel ‘easy all’ genoemd en die term geeft het gevoel dat je eigenlijk moet hebben in de ‘recover’ (herstel) best goed aan (je bent relatief ontspannen).
- Dan maak je twee halen met alléén de benen (de rug hoef je niet te noemen, doet vanzelf mee), met ongedraaid blad. Probeer te voelen:
- dat je helemaal (schenen verticaal) oprijdt, immers: haallengte komt uit het rijden
- dat je ‘passief’ aan je riem hangt als je duwt met je benen: niets ‘actiefs’ doen met rug, armen of schouders! Dat je armen ‘als touwtjes’ zijn, ontspannen en losjes
- dat je de druk ‘loslaat’ met je benen
- De derde haal is héél en die begin je op precies dezelfde manier als der eerste twee! Je begint eigenlijk élke haal alsof ie alleen op de benen is! Na de derde haal draai je wel je blad.
- Daarna weer ‘easy all’.
- Het doel van de oefening is meervoudig: (1) meteen ‘connectie’ met het water; (2) het gevoel oefenen dat je aan je riem hangt (in lichte haal kun je voelen dat je je bovenlijf/ schouderpartij ‘ontspannen’ hebt) ; (3) het gevoel oefenen dat je je ‘bankje achter je houdt’ bij het inpikken (niet met je rug inpikken maar met je benen).
Plaatsingsoefening:
- zet je ploeg in de uitpikstand
- op commando van de stuur in één beweging uittillen en draaien
- geen abrupte bewegingen maar gelijkmatig en een beetje ‘losjes’ bewegen
- het gaat het best (liever gezegd: alléén) als je je handen op de goede manier om je handle hebt
- de handen gaan op één niveau van je af.
- bij scullen: links beetje vóór rechts
- de handen blijven ‘laag’ en als je ze zo houdt kun je terugdraaien zonder met je handen de boot in te duiken
- de stuur hoeft dan ook nooit meer een commando als ‘diep wegzetten’ of zo te geven als er golven aankomen, want je bent al helemaal gewend aan ‘van het water af blijven’.
- Je rijdt achter je handen aan en laat het blad ‘in het water vallen’ als je vóór bent.
- lengte haal je uit het rijden (schenen verticaal-hakken eventueel los), het inbuigen komt alleen uit het ‘scharnieren’ vanuit het bekken
- het ‘plaatsen’ gebeurt met relatief ontspannen armen
- en het plaatsen gebeurt dus ‘tijdens het rijden’: als je in de inpikhouding aangekomen bent, zit je blad in het water, op het verste punt.
- het plaatsen kun je zien als deel van het oprijden en wordt niet met méér kracht gedaan als de haalsterkte hoger wordt! Je hoeft je blad er niet ‘in te rammen’.
Haal vanuit stilstand:
- Je zet je ploeg in de inpikstand
- Op commando van de stuur maakt men één haal gevolgd door een derde stop. Daarbij leg je uit:
- Je begint de haal door met je benen te duwen regen het voetenboord en te ‘hangen’ aan je lijf, pas op het laatst van de haal je armen bijhalen
- Door ‘lang te hangen’ cq ‘je armen laat in te zetten’ wordt de uitpik (en het doorgaan van de handen) makkelijker
- Het doel van de oefening is dat:
- Je goed de versnelling van de boot kunt voelen
- Je kunt zien op welke hoogte je handen zijn als het blad op de juiste hoogte in het water zit (als het ‘drijft’): dat is namelijk het niveau waarop de handen (zouden moeten) blijven tijdens de hele haal (bij veel mensen gaan de handen ná het plaatsen nog 10-15 cm omhoog (en het blad nog zeker anderhalf keer dieper het water in).
- Men kan voelen dat men ‘hangt aan het lijf/ de riem’, men begint namelijk met duwen op het voetenboord (dus ‘duwen’ in plaats van ‘trekken’).
Hoe zien deze oefeningen er uit?
https://www.youtube.com/watch?v=ulkuW5ervxQ&list=PL-rcpMJ8FTqRpQoCUfPbBb8LVfqBZ9hYA&index=1
Voorbeeld ‘beenoefening’ in filmpjes 1 en 2
Voorbeeld ‘plaatsingsoefening’ in filmpjes 3, 4 en 5
Voorbeeld ‘haal vanuit stilstand’ in filmpjes 6 en 7