Fasen van de roeihaal: grote lijnen
Bron: Handen aan de boot
Het kijken naar de roeitechniek kun je vereenvoudigen door gebruik te maken van referentiepunten. Door naar maar één onderdeel tegelijk te kijken versimpel je het waarnemen en kun je gemakkelijker afwijkingen opmerken. Door bijvoorbeeld alleen naar de knieën van je roeiers te kijken kun je precies zien of de beentrap wel gelijk gaat. Kijk je alleen naar alle handen dan kun je gemakkelijker opsporen wie de balans verstoort. Referentiepunten geven je ook houvast om te controleren of een roeier wel op de juiste manier in de boot zit en op de juiste manier beweegt.
Hieronder worden de belangrijkste grote lijnen in de verschillende fasen van de haal genoemd. Verreweg de meeste goede roeiers voldoen aan de grote lijnen. Details kunnen echter altijd verschillen afhankelijk van de stijl van een ploeg en de lichaamsbouw van de roeiers.
Referentiepunten inpikhouding
Grote lijnen |
Details |
- de onderbenen staan verticaal
- er is ingebogen in het heupgewricht (niet of nauwelijks in de wervelkolom)
- de romp komt tegen de bovenbenen
- de loodlijn uit de schouders ligt voor het bankje
- de armen zijn gestrekt (scullen); de buitenarm is gestrekt, de binnenarm is ontspannen gestrekt (boordroeien)
|
- de rug is ontspannen gestrekt
- het hoofd staat recht op de romp
- de schouders zijn ontspannen
- de schouderas is evenwijdig aan de riem (boordroeien)
- de handen zijn iets lager dan schouderhoogte
- de handen staan niet te ver uit elkaar (2 handbreedtes boordroeien)
|

Referentiepunten haal: eerste halve bank
Grote lijnen |
Details |
- alleen de hoek in de knieën verandert
- de houding van de romp verandert niet of nauwelijks
- bankje en schouders gaan even snel richting boeg
- de loodlijn uit de schouders blijft voor het bankje
- de armen blijven passief
|
- alleen het blad is onder water en zo min mogelijk van de steel
- er wordt horizontaal aangehaald
- de polsen zijn gestrekt
- de riemen worden in de vingers gehouden, niet in de volle vuist
- de duimen liggen op de zijkant van de riemen (scullen)
- de buitenhand ligt op het uiteinde van de riem (boordroeien)
|

Referentiepunten haal: tweede halve bank
Grote lijnen |
Details |
- de benen leveren nog steeds kracht in het tweede gedeelte van de haal
- de romp opent zich met het heupgewricht als draaipunt: rug levert kracht
- hierdoor komen de schouders eerst boven, en in de uitpik, achter het bankje
- de armen gaan buigen: armen leveren kracht
|
- aanhaalhoogte middenrifhoogte
- de schouders blijven laag
|
Referentiepunten uitpikhouding
Grote lijnen |
Details |
- de benen zijn beiden gestrekt en blijven gespannen
- de loodlijn uit de schouders ligt achter het bankje
- de armen zijn gebogen in het ellebooggewricht, de hoek is kleiner dan 90°
- de handen zijn vlak voor het lichaam
|
- de rug is ontspannen gestrekt
- de schouders zijn ontspannen
- de ellebogen wijzen licht naar buiten
- de handen zijn op middenrifhoogte
|

Referentiepunten recover
Grote lijnen |
Details |
- volgorde van bewegen:
- 1. de onderarmen maken een verticale beweging
- 2. de polsen draaien het blad
- 3. de armen strekken
- 4. de romp buigt in in het heupgewricht
- 5. daarna begint het oprijden -> benen buigen
- alle ruggen zijn even ver ingebogen (ploeg)
- de armen zijn gestrekt
- de handen bewegen allemaal op dezelfde hoogte naar voren (ploeg)
|
- de recover is het rustpunt in de roeibeweging (ritme)
- het wegzetten en inbuigen kan als onderdeel van de haal gezien worden
- het rijden is eenparig
- tijdens het oprijden verandert er niets meer in de houding van de romp; alleen de hoek in de knieën wordt kleiner
- de schouders zijn ontspannen
- de riemen worden ontspannen vast gehouden
- de riemen liggen in de laatste kootjes van de vingers
- de polsen zijn bijna gestrekt
|

Naar de pagina van de instructiecommissie